Het open einde (1/6)

“En hij zei tegen hem: Kind, jij bent altijd bij mij en al het mijne is van jou.” (Lukas 15:31)

Wellicht is deze serie artikelen over Israël niet direct een serie die je van mij zou verwachten. Misschien wel omdat je een thema verwacht dat je geloof opbouwt, je tot discipel van Jezus vormt en waardoor het Koninkrijk van Jezus meer zichtbaar wordt op aarde. Of dat met deze serie allemaal gebeurt, weet ik niet. Ik wil het in deze serie met je hebben over Israël en over onze plaats als gelovigen. Een thema dat heel vaak verkeerd wordt begrepen, maar ook een thema wat we vaak vergeten. Hoe belangrijk is Israël eigenlijk? En moeten we daar echt aandacht aan geven?

Het was een jaar of twee geleden dat ik ergens voorging op Israëlzondag en ik in de voorbereiding plotseling geraakt werd door een gelijkenis die Jezus heeft verteld. Een gelijkenis waar ik al zo vaak over had nagedacht en waar ineens een ander licht opviel. De gelijkenis van de verloren zoon. Een gelijkenis die niet af is. Je kunt je de vraag bij deze gelijkenis stellen of jij jezelf herkent in de jongste zoon of in de oudste zoon. Je kunt je afvragen hoe het zit met geestelijk vaderschap. Het zit er allemaal in, maar er zit nog iets in.

Je hebt het je misschien ook wel eens afgevraagd: Hoe loopt het met die oudste zoon af? Die jongen blijft buiten, terwijl hij wel binnen mocht komen. Het deed het niet, maar Jezus spreekt over hem ook geen oordeel uit. Dat doet hij niet over de jongste zoon, maar ook niet over de oudste zoon. Waarom houdt Jezus deze gelijkenis open? Om antwoord op die vraag te krijgen, moet je even terugkijken in het hoofdstuk. Daar wordt iets duidelijk. Het hoofdstuk begint namelijk niet met een gelijkenis. Er volgen er wel drie, waar het lijkt te gaan over het thema ‘verloren’, maar het begint met een beschrijving van de situatie.

Al de tollenaars en zondaars kwamen om Hem te horen. Dat is niet het enige, er blijken ook Farizeeën en Schriftgeleerden te zijn. De groep die de rechtvaardiging niet nodig hadden, want zij waren al rechtvaardig genoeg in hun eigen oog. Dit is de context van het hoofdstuk. Dan zijn er uiteindelijk 99 schapen, die hoeven niet gezocht te worden, want die zijn bij de herder. Er zijn 9 penningen die ook niet gezocht hoeven te worden, want ze zijn bij de vrouw en er is een zoon die ook niet gezocht hoeft te worden. Hij is de oudste en daarmee de opvolger.

Er zijn er die niet gezocht zouden hoeven te worden. Ze zijn immers al in het Huis van de Vader. Israël zou niet gezocht hoeven te worden, God had hen Zijn uitverkoren volk gemaakt. In het begin, na de zesde scheppingsdag, had de Vader Zijn gezin bij elkaar, totdat de zonde in de wereld kwam en iedereen wegliep. God grijpt in en belooft de Messias, maar ook dat gaat niet zonder slag of stoot. Na Adam, Noach en Babel begint God met Israël, het volk uit Abraham begonnen. De oudste zoon. Waar richt Jezus Zich op? Niet op de Joodse religie, maar op degenen die kwijt zijn. Eigenlijk zou je moeten zeggen: Die Farizeeën en Schriftgeleerden en die keurige Joodse gelovigen, waren altijd al in de tegenwoordigheid van God. De heidenen niet, maar ook dat zijn Gods schepselen.

Dan komt die jongste zoon terug, die heiden, en wordt die oudste zoon boos. Hij wordt boos omdat die jongste zoon aangenomen wordt tot kind van de Vader, terwijl hij afscheid genomen had van de Vader. Even was de oudste zoon vergeten dat het ook voor hem Gods opzoekende genade was geweest dat God met Israël was begonnen. Toch wordt die oudste zoon boos. Hij heeft altijd hard gewerkt voor zijn vader, zoals de Farizeeën en de Schriftgeleerden en heel het godsdienstige Israël hard hadden gewerkt voor God. Aan alle voorschriften voldaan, hun gerechtigheid uit hun werken gehaald. En nu komt die jongste zoon terug en gelooft dat hij thuis mag zijn bij zijn vader, zoals de heidenen geloven dat niet hun werken, maar hun geloof hen zal laten thuiskomen bij God.

Wat doet die oudste? Die wil alleen binnenkomen op grond van zijn eigen werken, maar de Vader wil dat hij komt omdat de Hij hem binnen wil hebben om wie hij is. Die oudste zoon staat symbool voor Israël, Gods uitverkoren volk dat op grond van Gods keus binnen had mogen zijn en hun gerechtigheid had mogen ontvangen door Jezus. Maar dat willen ze niet. En zo blijft de oudste zoon buiten, maar het verhaal is niet klaar. Jezus houdt het open omdat de deur van God voor Israël nog steeds openblijft. Nu wil Israël niet op Gods voorwaarden binnenkomen, maar God zal wachten tot ze het wel doen. Ze zijn buiten, terwijl wij al binnen mogen zijn, maar onze oudste broer, Israël komt nog wel, de deur staat nog open, zo trouw is God.

 

Bijbelstudiekanaal (elke zaterdag een video)

Prekenpodcast

Meewandelen met Theo

Nieuwste artikelen