“Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” (Romeinen 11:1)
Je kunt op allerlei manieren naar Israël kijken, maar een komt een moment dat Israël een mysterie van God wordt. Met andere woorden: Gods weg met Israël is alleen vanuit Gods grote plan te bekijken en dat plan heeft heel veel weg van een mysterie. Als Jezus in het Evangelie nog zegt: ‘Ik ben alleen maar gezonden naar de verloren schapen van het huis van Israël’, wat doet God dan op het moment dat Israël toch hardnekkig ‘nee’ blijft zeggen?
Dan kun je heel makkelijk zeggen: “Dan gaat God met Zijn reddingsplan naar de heidenen”. Natuurlijk zeggen we dat, want dan kunnen wij het ‘probleem Israël’ parkeren en met onszelf bezig zijn. Je zou je dan helemaal kunnen verliezen in de kerk die uit ons is voortgekomen. Alleen blijft er dan nog steeds een vraag over met betrekking tot Israël.
De conclusie is dat Israël Jezus heeft afgewezen. Ondanks dat God zegt: “Ik heb heel de dag Mijn handen uitgebreid naar een ongehoorzaam en tegensprekend volk”. Betekent dat dan dat God klaar is met Israël? Als dat zo is moeten we ook stoppen met ons gebed voor Israël en is zelfs een Israëlzondag bijna ongehoorzaamheid aan God. Als God Israël losgelaten zou hebben, wie zijn wij dan om ons nog druk te maken over Israël.
Andersom is natuurlijk ook waar: Als God niet klaar is met Israël, wie zouden wij dan zijn dat we Israël vergeten en dat volk niet anders bekijken dan welk ander volk dan ook op aarde. Paulus is hier heel erg duidelijk over. Als hij de vraag stelt: “Heeft God Zijn volk verstoten”, dan reageert hij net zo fel als dat hij dat doet op de vraag ‘Als je vergeving hebt gekregen, kun je dan gewoon blijven zondigen?’. Paulus reageert op die vraag namelijk met ‘Volstrekt niet’. De vertalers hebben deze krachtige uitspraak gehaald uit het dubbele ‘niet’ in deze tekst. Eigenlijk zegt Paulus: “Heeft God dan niet Zijn volk verstoten?” Alleen staat in het Grieks dat woordje ‘niet’ vooraan in de zin. Paulus verwoord het daarmee eigenlijk zo dat hij in de vraag al de conclusie trekt dat God Zijn volk niet heeft verstoten. En het antwoord is dan: “Het zal niet geschieden”. En dat woord heeft in het Nieuwe Testament altijd te maken met iets dat God doet.
Het is dus onmogelijk dat God Zijn volk zal verstoten. Paulus haalt dan in het tweede vers van Romeinen 11 een citaat aan uit 1 Samuël 12:22 en Psalm 94:14. Beide teksten maken duidelijk dat God Zijn volk niet zal verstoten. Dat doet Hij niet vanwege Zijn grote Naam. Het lijkt er misschien wel op dat Israël buiten Gods gratie is gevallen. En velen van het volk zijn ongelovig gebleven, maar God heeft Israël als Zijn volk niet opgegeven. Er zal een overblijfsel gered worden, waardoor daarmee Gods trouw aan Israël overeind zal blijven. Als je de hele brief aan de Romeinen leest ontdek je dat Israël hun redding is blijven verwachten uit hun werken en niet uit de gerechtigheid van het geloof, waardoor ze Jezus hebben afgewezen, maar God heeft Israël daarmee niet afgewezen omdat Hij Israël er hoe dan ook nog bij zal halen. Al zou dat maar zijn zoals bij Elia dat er maar zevenduizend zouden zijn, maar van diegenen zal dan gelden dat Israël erbij is.
Daarmee blijft Israël een bijzondere positie hebben bij God, want dit doet God met geen ander volk. God kiest ervoor om Zijn volk waaruit Hij de redding heeft laten komen, een bijzondere positie te geven in het heilsplan. Er blijft namelijk een verschil tussen ons en Israël. Paulus maakt dat duidelijk met een beeld. Er is een wortel met takken. Uit de echte wortel komen de echte takken tevoorschijn. Israël is als een olijfboom. De wortel en de takken passen bij elkaar. Wij, heidenen, die zijn gaan geloven zijn andere takken. Wij zijn in de beeld een wilde olijfboom. Uiteindelijk ent God de wilde takken wel op de wortel van Israël, Jezus Christus, maar blijven de takken van Israël meer in overeenstemming met de wortel.
Ondanks dat heeft God toch die goede takken afgebroken na hun eindeloze ‘nee’. En omdat deze takken de echte takken zijn, zal Hij er van terug enten in de wortel op Zijn tijd. En dan wordt het spannend, want als God die echte takken afbreekt, wat gebeurt er dan met een kerk uit de heidenen, die ‘slechts’ wilde takken zijn en zich niet voegen naar de wil van God en Jezus geen Heer laten zijn in de praktijk van hun kerk-zijn? Paulus geeft geen antwoord op die vraag, maar laat de vraag als waarschuwing open. Twee dingen dus die belangrijk zijn: Israël is onbetwistbaar met betrekking tot Gods grote plan en daar moeten wij mee rekenen. Het tweede: Laten we waken dat wij niet ons fundament op iets anders leggen dan op Jezus alleen. Dat zou wel een desastreuzer kunnen zijn dan het ‘nee’ van Israël.